Terug - mijmeringen van een ’halfje’ studerend in Budapest
Tjeerd Karsten is Nederlands student in Boedapest. Zijn moeder is Hongaarse en zijn vader Nederlands.
Als ik een willekeurig gesprek met iemand aanga, komt het feit dat ik uit een internationale familie kom gauw ter sprake. Hier ook: "Mijn moeder is Hongaars, mijn vader is Nederlands. Dat maakt mij en mijn broer en zusje dus Hongaarse Nederlanders en Nederlandse Hongaren. Halve Nederlanders en halve Hongaren. Halvegaren!" waarmee het gesprek met een lach wordt besloten.
Men vraagt mij dan ook waar ik ben geboren, namelijk in Groningen. "Maar dan ben je toch gewoon Nederlander?!" Mijn steevaste antwoord is dan: als je gele verf met blauwe verf mengt, wordt de blauwe muur die je dan verft geel, blauw of groen?
Eerlijk, ik heb mij nooit meer Nederlands dan wel Hongaars gevoeld. Men vroeg mij ooit eens voor welk land ik zou voetballen op het WK. Sindsdien heb ik niets meer met voetbal. Toch voel ik mij verbonden met zowel Hongarije als Nederland. Ik ben trots op het vooruitstrevende vrije denken en doen van Nederland en het traditiegetrouwe, nostalgische Hongarije.
Sinds mijn zevende woon ik ononderbroken in Nederland waar ik de taal heb leren beheersen en mensen heb leren kennen. Ik leef als een Nederlander en gezien sommige toestanden in de rest van de wereld mag ik daar best tevreden mee zijn. Mijn Hongaarse familie zag ik slechts in de vakantieweken en Hongaars sprak ik enkel met mijn moeder. Af en toe probeerde ze mij gedichten en volksverhaaltjes te leren of de geschiedenis van Hongarije bij te brengen, maar na een dag op school had ik daar absoluut geen zin in. Sociale contacten en de elektrische gitaar hadden mijn volledige aandacht, niet een land dat nog maar net een paar jaar democratie kende.
Op een gegeven moment diende ik het veilige huis te verlaten. Ik ging Frans studeren in Groningen, de taal waar ik op het eindexamen het hoogste cijfer voor had en die ik fascinerend vond. De Franse taal is een taal van fijnzinnigheid en nuance, maar ook van heftige kracht en scherpe bewoordingen. Je kunt iets op meerdere manieren verwoorden, maar telkens is de bedoeling anders. De mooiste literatuur is erin geschreven en de klanken klinken soms als een gedicht. Maar het werd mij snel duidelijk dat dit niet mijn moedertaal is.
Een typisch 'boemerangkind' is een student die op kamers woont, maar in het weekend naar huis gaat om zijn was te laten doen. Ik ging ook naar huis. Niet voor de was, maar om Hongaars te praten, te horen en te eten. Langzaamaan bekroop mij het gevoel dat ik mijzelf bedroog: de taal waarin ik kan lachen, huilen en vloeken was toch niet de taal die ik dusdanig beheerste dat ik mij werkelijk kan uitdrukken. Een weekje Hongarije in augustus 2006 liet mij zien dat ik óók daar thuis hoor. De helft van mij in ieder geval.
Ik breng nu een jaar in Budapest door. Om het Hongaars tot in de nuances te leren beheersen, om de geschiedenis en de cultuur te doorgronden, om te genieten van het eten en de muziek. Ik ben terug in een stad waar ik nooit vandaan ben gekomen.
>>>> Auteur | Tjeerd Karsten |