De staatstabakswinkels, vreemd en toch zo vertrouwd
Vrijdag 25 oktober 2013 - Op de 'Internationale Anti-Tabaksdag' op 31 mei werd hem de prijs al toegekend en begin oktober kreeg premier Viktor Orbán in Boedapest zijn 'World No Tabacco Day 2013 Award' door de algemeen directeur van de Wereldgezondheidsorganisatie, mevrouw Margaret Chan, persoonlijk uitgereikt. Premier Orbán kreeg deze prijs vanwege zijn inzet om in Hongarije het roken terug te dringen. En inderdaad, als je de cijfers ziet, dan lijkt het erop dat het hem goed gelukt is.
Per 1 juli dit jaar ging de nieuwe tabakswet in en werden de eerste staatstabakswinkels geopend. Volgens het Nationale Tabakshandelsbedrijf is de verkoop van tabakswaren in die maand ten opzichte van de maand juni met ongeveer 40 procent gedaald. In vergelijking met een jaar geleden zou de verkoop rond de 30 procent gedaald zijn, in andere berichten wordt zelfs gesproken over ruim 50 procent. Maar een paar weken na de bekendmaking van de cijfers over de snel dalende verkoop in juli, bleek dat er in juni tegen de toen nog lage prijzen massaal gehamsterd werd en een deel zou zijn opgekocht voor de zwarte markt. Dat er minder gerookt wordt is wel te merken, nergens in openbare gelegenheden is dat toegestaan, maar dertig of zelfs vijftig procent minder in één jaar tijd zou betekenen dat de Hongaarse tabaksindustrie op weg is om failliet te gaan. En daarvan is vooralsnog geen sprake. Roken heeft in Hongarije juist een geheel nieuw, maar tegelijkertijd nostalgisch imago gekregen.
Het Nationale Tabakshandelsbedrijf (ND Zrt.) heeft er namelijk voor gezorgd dat je je bij de aankoop van een pakje peuken geen junk hoeft te voelen die z'n methadon ophaalt. Het roken moet volgens de staat natuurlijk wel worden teruggedrongen, maar er moet ook veel geld worden verdiend. Een deel van de rokers moet dus verslaafd blijven - een tevreden roker is geen onruststoker - en daarom mag het imago best een beetje warme weemoed uitstralen. Inderdaad zitten er onder de tabakswinkels sombere kale hokken bij, met slechts wat kasten, een toonbank en een kassa, maar veel winkeliers hebben met de door het ND Zrt. voorgeschreven standaardmaterialen voor de inrichting en promotie er een sfeervol winkeltje van weten te maken. Ook de lichtbakken voor buiten aan de gevel en de opschriften voor op deuren en ramen in een specifiek lettertype samen met een goed doordachte kleurstelling - alles is van veraf duidelijk herkenbaar - refereren aan de goede oude tijden toen nog niemand wist hoe schadelijk het roken voor de gezondheid is. Bijna overal tref je vriendelijke winkeliers, soms op een paar vierkante meter klemzittend tussen de schappen, die graag een praatje maken. En de klanten houden beleefd de matglazen deuren voor elkaar open of schuiven de lange plastic lamellen opzij en kijken elkaar dan nog even solidair in de ogen. Het ND Zrt. heeft zelfs een mooi plakkaatje laten ontwerpen om klanten bij voorbaat al mild te stemmen: 'Wij verontschuldigen ons ervoor dat wegens de wettelijke voorschriften personen onder de 18 jaar en volwassenen met kinderen onder de 18 jaar de winkel niet mogen betreden, onze excuses voor het ongemak'.
Op het platteland is het zoeken naar een tabakswinkel, maar in de steden zitten er soms drie in dezelfde straat. En in Boedapest greep een eigenaar van een nieuwe tabakswinkel zijn kans om er een klein museum van te maken met antiek aandoende houten stellingen, kasten en toonbank, een klimaatkastje met sigaren, een vitrine met oude tabakspijpen en zwartwitfoto's van de tabaksindustrie uit vroeger tijden aan de muur. De eigenaar is een nazaat van de familie Gallwitz die sinds het einde van de negentiende eeuw tot begin jaren vijftig van de vorige eeuw tabakspijpen produceerde en verschillende winkels runde in het centrum van Pest. Pas toen het socialistische regime de teugels wat liet vieren mocht de familie weer een winkel openen. Naast pijpen, wandelstokken en andere herenbenodigdheden werden, eerst nog in de Párizsi utca en later in de Régi Posta utca, tabakswaren verkocht. Dat mag daar sinds 1 juli niet meer. Daarom kwam er een nieuwe winkel, waarvoor wel een staatsvergunning is verkregen, aan de Keckeméti utca. Deze winkel haalt het zeker niet bij de schoonheid van Hajenius aan het Amsterdamse Rokin, maar eenmaal achter die vreemde koude matglazen ramen voelt het binnen toch zo warm en vertrouwd. Je zou er bijna om willen beginnen met roken.
Sommige winkeliers pakken het anders aan: de Schoolstraat in Vecsés. |
>>>> Tekst en foto's: Tom de Smet