Hongaars leren=hardlopen
Hongaars is een tovertaal. Haar klanken zijn magisch. Közlekedési lámpánál, spreek uit -met de klemtoon op alle lettergrepen- : kuzzlekedeeschie laampaanaal. Dat betekent ‘bij het verkeerslicht'. Als een soort mantra herhaalde ik deze woorden vaak toen ik net begon met Hongaars. Ik was meteen bedwelmd: Als ze voor zoiets eenvoudigs als een stoplicht al zo'n mooi woord hebben...
Natuurlijk heb ik een voorsprong. Tenminste, wat uitspraak betreft. Mijn vader is Hongaar en alhoewel hij geen tijd had om het ons kinderen te leren - hij was altijd aan het werk - vingen wij wel de vreemde klanken op als we bij Hongaarse vrienden op bezoek waren.
Als kind heb ik een tijdje vol energie woordjes geleerd. De dagen van de week, de cijfers en begroetingen, ik stampte ze erin. Als we op vakantie waren in Hongarije, kon ik de uitspraak oefenen. Het lukte me om netjes te groeten en om brood of een ijsje te kopen. Maar veel vragen van mijn nichtjes en de rest van de familie beantwoordde ik met het makkelijke ‘jó' , wat ‘goed, oké' betekent .
Dat heb ik wel een keer moeten bezuren. Ik denk dat ik zo'n jaar of 14 was toen we op een hete zomermiddag diverse familiebezoeken achter elkaar aflegden. Overal kreeg ik hetzelfde te drinken: een klein beetje witte wijn, aangelengd met spuitwater uit zo'n speciale fluoriscerende koeler. ‘Jó' hier en ‘jó' daar. Bij het laatste bezoek lag ik languit op zo'n harde houten bank m'n roes uit te slapen. Onlangs heb ik gelezen dat Hongaren witte wijn een uitermate geschikt medicijn vinden tegen alle puberproblemen. Dus ze wilden me destijds een handje helpen?
Toen mijn nicht Katalin net als ik Duits kreeg op de middelbare school, gingen we op die taal over. Een stuk makkelijker, zeker voor mij als Nederlandse.
Sinds twee jaar leer ik Hongaars - met een kleine groep enthousiastelingen - van Anna. Anna is Hongaarse. Ik heb natuurlijk een enorm ‘elöitélet' - vooroordeel - namelijk dat Hongaren ontzettend aardig zijn, maar zij is het! Vanaf het begin heb ik een vertrouwd gevoel, alsof ik haar al mijn hele leven ken. Dat leert ook een stuk makkelijker.
Anna's aanpak is ontspannen - en soms toch streng - met veel liedteksten en gedichten. Ze beurt ons op als we het even niet zien zitten - dat is vaak - en gaat stug door met het voor ons Nederlanders lastige gebruik van de werkwoordvervoegingen (onbepaald en bepaald).
Enthousiast blijf ik. Het ‘plakken' van deze taal met zijn vele voor- en achtervoegsels beschouw ik inmiddels niet meer als een probleem, maar als een leuke puzzel. In de vorige les kwam ‘een engel op onze drempel' voor. Je begint met drempel: ‘küszöb'. Het is onze drempel:‘küszöbünk', en de engel zit er op: ‘küszöbünkön'. Egy angyal küszöbünkön. Prachtig toch?
>>>> Auteur: Dorothé Wieseman-Nagy