‘Doe maar normaal, dan doe je al gek genoeg’
Ingeborg en ik vielen op in het Hongaarse straatbeeld. Dat kwam niet door mij. Ik was donkerblond, gemiddelde lengte, ovaal gezicht met daarin groene ogen. Ingeborg was blond, lang en slank en had prachtig grote blauwe ogen - nog steeds trouwens!
‘Ahh, szép szem! Nagyon szép szem!' ‘Mooie ogen, erg mooie ogen', riepen de mensen uit, zowel mannen als vrouwen.
Ach, wat kunnen ze goed bewonderen, de Hongaren. Ze voelen zich daarin niet geremd: Ze bleven voor haar staan en lachten haar bewonderend toe. Mijn familieleden pakten haar ook nog bij de schouders vast - voor zover ze daar bij konden - en knikten haar vriendelijk toe. Ingeborg glimlachte, verlegen onder al die aandacht. Ik geef je op een briefje dat ze dacht: ‘Wat aardig, maar een beetje overdreven...'
Nederlanders houden niet van overdrijven. ‘Doe maar normaal, dan doe je al gek genoeg', is een bekende Nederlandse uitdrukking. Geen overtrokken reacties, niet negatief en niet positief: het typeert de Nederlandse nuchterheid.
Als ik voor de dichte deuren van een grote winkelketen sta en de zaak had al tien minuten open moeten zijn, sta ik inwendig te stampvoeten. Steeds meer wachtenden arriveren. Ze drentelen, kijken wat voor zich uit. Ik verbaas me over hun kalmte, maar bewonder tegelijkertijd het relativeringsvermogen. Er zijn geen negatieve reacties.
Voor de positieve kant van de nuchterheid heb ik wat minder bewondering. Iets of iemand prijzen, daar hebben mijn landgenoten moeite mee. Een compliment wordt al gauw overdreven gevonden. ‘Ik doe gewoon mijn werk hoor.'
Of er wordt wat achter gezocht:'Hij/zij móet zeker wat van me.'
Mijn eigen kinderen wilden laatst collectief door de grond zakken. Ik feliciteerde een goede vriend. Terwijl ik drie zoenen op de wangen uitdeelde -een aan mij welbesteed Nederlands gebruik- pakte ik zijn bovenarmen vast. ‘Zo zeg, wat een spierballen heb jij', sprak ik verrast. Hij zwemt en fitnesst, maar wordt toch ook een dagje ouder. Het was gewoon een hartelijk bedoeld compliment mijnerzijds. Thuis werd mijn uitspraak doorverteld aan manlief en leek het alsof ik onze vriend een oneerbaar voorstel had gedaan. Echte Nederlanders, die kuikens van mij.
Complimenten passen dus niet zo goed in het Nederlandse ‘straatbeeld'. Toch denk ik dat het op heel wat werkvloeren prettiger werken zou zijn, als medewerkers én bazen wat vaker een pluim zouden uitdelen. Want Nederlanders hebben dat nodig. En dáárom houden ze zoveel van de Hongaren, is mijn theorie. Want de Magyaren kunnen zonder jaloezie bewonderen en iemand een goed gevoel bezorgen. Laatst vertrok ik met kiespijn naar de Hongaarse les. Toen mijn lerares daarvan hoorde, zei ze:'Je bent een held. Dat je toch gekomen bent.' Natuurlijk weet ik dat ik geen held ben -dat is wat overdreven- maar haar waardering dat ik ondanks die kiespijn in de les zat, voelde als een warm bad.
>>>> Auteur | Dorothé Wieseman-Nagy |