Zonder Krasznahorkai geen Tarr
Zondag 9 april 2017 - Een zonnige voorjaarsdag in Amsterdam. Duizend kleuren bont op en rond het Centraal Station. Vanaf de pont naar de overkant van het IJ kijk ik naar het witschuim op het water en de felblauwe lucht daarboven. Maar bij binnenkomst van de tentoonstelling `Béla Tarr - Till the End of the World` stap ik een grauwe duisternis in. Zwarte wanden en verder grijs, grijs, grijs. Duizend kleuren grijs.
Ik sta geschrokken half in de deuropening. Vanuit mijn ooghoeken zie ik prikkeldraad, veel prikkeldraad. En ik hoor een razende wind. 'Ja, het wordt heftig', zegt de vrouw die de toegangskaartjes aanneemt. Heftig is het. De eerste twee zalen - waarin ik me meteen gevangen voel en zo snel als mogelijk uit weg wil - zijn niet ingericht om me op mijn gemak te stellen. Het Hongaarse hek met vlijmscherp prikkeldraad waarachter foto's van vluchtelingen, de harde wind en de grote kale boom; beeld, licht en geluid stoten me af, maar trekken me toch ook verder de duisternis in.
Twee bezoekers komen aangeslagen de derde zaal in. We botsen bij de deur in het donker per ongeluk tegen elkaar. Ze zeggen dat ze bang zijn geweest. Maar eenmaal in die zaal en in alle daaropvolgende zalen waarin een overrompelende grote hoeveelheid aan grijstinten losbarst zullen zij zich net als ik gaan verwonderen. De scenes uit verschillende films van Tarr rondom op de wanden geprojecteerd geven je rust en ook een beetje, hoewel ongemakkelijke, troost. Je raakt niet uitgekeken en voor je het weet kom je door het beeld en geluid in een haast meditiatieve trance.
Béla Tarr, die samen met curatoren van EYE de tentoonstelling maakte, raakte in 1985 geïnspireerd door het boek Sátántangó van de Hongaarse schrijver László Krasznahorkai en dat mondde uit in een lange samenwerking. Zoals Krasznahorkai schrijft, zo filmt Tarr. Hoewel ze allebei een andere vorm gebruiken om hun verhaal te maken en de boeken van Krasznahorkai op zich zelf staan, kunnen zij in het werk van Tarr niet los van elkaar worden gezien. De geprojecteerde openingsscene van A torinói ló (The Turin Horse), gebaseerd op het boek Legkésőbb Torinóban van Krasznahorkai, trekt mijn ogen tot achter het filmdoek. Ik ruik het zweet en het speeksel van het zwoegende, uitgeputte paard. Het rondwaaiende stof voel ik op mijn gezicht. Dit gaat verder dan slechts beeld en geluid. Deze scene in het filmscenario, ook geschreven door Krasznahorkai, is in een Nederlandse vertaling van Mári Alföldy nu te lezen op literair tijdschrift Terras: Het laatst in Turijn.
Als je een beetje tegen de donkere duisternis van het leven kunt, ga naar deze tentoonstelling! Het werk van Tarr is zo anders dan alles wat je ooit gezien hebt, maar toch raakt het ook een gevoel dat iedereen diep van binnen kent. Zorg wel dat de zon schijnt die dag en sta ook vooraan buiten op de pont over het IJ. Het contrast tussen Hongaarse duisternis en Hollandse helderheid is nergens zo zichtbaar en voelbaar als daar.
De tentoonstelling `Till the End of the World` is nog te zien tot 7 mei 2017 in EYE Amsterdam. Meer informatie, achtergronden en een film over de tot standkoming van de tentoonsstelling op: EYE
> TdS