Kőtenger, wandelen over een zee van stenen
Vrijdag 31 mei 2013 - Niet zo ver van de noordelijke oever van het Balaton vandaan is een van de allermooiste regio's van Hongarije te vinden, het Káli-medence. Tot ver in de jaren zeventig van de vorige eeuw was dit een van de allerarmste gebieden van het land. Industrie is er niet te vinden en ook geen socialistische hoogbouw, de regio ziet er bijna net zo uit als honderd jaar geleden.
In de dorpen van het Káli-medence, het Káli Bekken, zijn veel oude huizen gerestaureerd door kunstenaars en mensen uit de grote steden die er hun tweede huis kochten. Zij brachten vanaf de jaren tachtig het geld mee waardoor er kleinschalig toerisme ontstond en het gebied langzaam aan rijker werd. Maar die rijkdom is niet omgezet in lelijke hotels, pensions en restaurants zoals die aan het Balaton wel te zien zijn. Ook de landbouw is kleinschalig gebleven en grote delen van de regio zijn beschermd natuurgebied met loofbossen en uitgestrekte wilde bloemenweiden. Het gebied is genoemd naar het Keltische Kál-volk dat er woonde op het moment dat de Hongaarse stammen het Karpatenbekken introkken.
Rondom de kilometers brede laagvlakte zie je de heuvels en bergen liggen die miljoenen jaren geleden actieve vulkanen waren. De laagvlakte lijkt daardoor ook wel een enorme krater te zijn, maar is het niet. Het was toen al een lager gelegen bekken tussen de vulkanen in dat in verbinding stond met wat nu het Balatonmeer is. Op verschillende plaatsen in het Káli medence kun je de rotsblokken en steenformaties uit die tijd nog boven de grond uit zien steken.
De Kőtenger, de Steenzee, bij het dorpje Szentbékkálla wordt beschouwd als mooiste voorbeeld van hoe de steenmassa's ontstaan zijn. Het moet er ooit uitgezien hebben zoals nu nog op IJsland, met hete geisers en water- en lavastromen. In dit kleine natuurgebied liggen her en der rotsen om over te klauteren en grote stenen waarin grind uit vroegere riviertjes besloten zit. Een echte zee kun je het niet noemen, het is meer een lange heuvelrug waarop je loopt. Vanuit Szentbékkála kun je via een omweg er met de auto heen rijden, maar er is er ook een kortere weg voor voetgangers en fietsers. Fietsen hier is dan ook goed te doen, behalve de steile hellingen langs de grenzen van het gebied zijn er weinig grote hoogteverschillen.
Ook zijn er in het Káli-medence een aantal wijnhuizen te vinden, het gebied valt nog onder de wijnregio Balatonfelvidék, waar zeer minerale witte wijnen worden gemaakt. In het dorpje Köveskál, midden in het Káli-Medence, bevindt zich bijvoorbeeld het Káli Borház dat mooie droge wijnen produceert. In dit dorp kun je overigens ook goed eten bij restaurant Kővirág. Klein en niet alle dagen van de week open, maar met een mooi terras in de tuin en een meer verfijnde keuken dan gebruikelijk is in de Balatonregio.
>>>> Tekst & foto's: Tom de Smet