Een excessieve hoeveelheid details en een snufje zwarte magie
Maandag 8 februari 2016 - Boekbespreking - Wat is dat toch met de uitgevers van tegenwoordig? Ik ben wellicht nog te jong om al te beginnen klagen dat vroeger alles beter was, maar ik meen toch boeken in mijn kast te hebben staan die, hoewel ze gelezen zijn, niet uit elkaar vallen. Voor het fonds van Atlas Contact heb ik respect. Goede auteurs, interessante titels. Bladspiegel, lettertype en omslag zijn goed verzorgd. Maar het boek Vuurstapel is zo goedkoop gelijmd dat er al halverwege het leesproces stukken uit komen vallen. Een mens wordt daar chagrijnig van, althans, deze mens wel.
Maar laten we het hebben over de inhoud. György Dragomán (1973) groeide op in de jaren tachtig in het stalinistische Roemenië, en zijn beide in het Nederlands verschenen romans getuigen daar ook van. In 2008 verscheen al zijn internationale bestseller De witte koning (origineel: A fehér király, 2005), nu dus zijn in 2014 in het Hongaars verschenen roman Vuurstapel (origineel Máglya, 2014) wederom vertaald door Rebekka Hermán Mostert, geen onbekende voor trouwe lezers van Hongarije Vandaag.
De witte koning en Vuurstapel hebben duidelijke overeenkomsten. Niet alleen de al genoemde achtergrond van een dictatuur in de jaren tachtig, maar bijvoorbeeld ook het feit dat beide romans verteld worden door jonge kinderen. In De witte koning werkt dat uitstekend: de elfjarige Dzjata vertelt zoals je geneigd bent te denken dat elfjarige jongens vertellen: bijna zonder adempauzes, schijnbaar ongestructureerd, met een perfect uitgebalanceerde combinatie tussen onzekerheid en bluf. Dat elfjarigen in werkelijkheid zo'n stijlvastheid niet hebben doet niets aan de meesterlijkheid van het boek af.
In Vuurstapel is het woord aan de dertienjarige Emma, wees sinds haar ouders een mysterieus ongeluk is overkomen, en in huis genomen door haar oma. Alles wat de verteltrant van De witte koning zo bijzonder maakte ontbreekt in deze roman helaas. Emma heeft nauwelijks een eigen stijl, mist het naïeve, het enthousiaste, het ongecontroleerde van Dzjata. Kortom: Dragomán slaagt er niet in haar een eigen stem te geven. De vertelwijze is neutraal - daar is niets mis mee, maar daarmee mist de auteur een kans om iets bijzonders aan de roman mee te geven.
De historische achtergrond van Vuurstapel wijkt lichtjes af: dezelfde Roemeense dictatuur van de jaren tachtig, maar dan net na de omwenteling, te midden van de heersende chaos die op zo'n revolutie volgt. Waar Dzjata uit De witte koning te kampen heeft met een afwezige vader die vanwege dissidentie bij het Donaukanaal te werk is gesteld, moet Emma zien om te gaan met de herinneringen aan haar grootvader: algemeen wordt aangenomen dat hij informant van de geheime politie was. De moeilijkheden die dit voor Emma met zich meebrengt vormen een van de belangrijkste verhaalelementen uit de roman.
Het verhaal van de roman zelf heeft verder weinig om het lijf. Dragomán beschrijft het leven van Emma en haar grootmoeder gedurende het jaar nadat deze haar uit het weeshuis opgehaald heeft. We zien het leven op school, er passeren wat vriendschappen en verliefdheden, en nu en dan sijpelt er iets van de historische actualiteit het verhaal binnen. Wat vooral opvalt is de excessieve hoeveelheid details waarmee allerhande voorwerpen in grootmoeders huis beschreven worden. De meest alledaagse gebruiksvoorwerpen als scheermesjes, sigarettenkokers en haalelastieken worden beschreven alsof ze stuk voor stuk in een museum thuishoren - en het effect is dan ook dat het huis van grootmoeder steeds meer de status van een museum krijgt, waarin elk voorwerp herinnert aan een vroegere gebeurtenis.
Een sterk punt van Dragomán is dat hij allerlei zaken laat passeren zonder er lang bij stil te staan, en zonder duidelijk te maken wat de lezer ervan moet vinden. Zo is het duidelijk dat Emma's grootmoeder tijdens de Tweede Wereldoorlog traumatische gebeurtenissen heeft moeten doorstaan - zo nu en dan vertelt ze daar ook iets over - maar of dat nu als verdediging of verklaring geldt voor haar huidige gedrag, daarover komen we niets te weten. Op vergelijkbare wijze wordt over vele personages in het boek wel duidelijk dat ze hun eigen verhaal hebben, hun eigen ballast meedragen, maar opgehelderd worden die ballast en dat verhaal niet. Dragomán gebruikt de literatuur niet om orde te scheppen in de chaos, maar om te laten zien dat elke poging iets van de chaos op te lossen tot nieuwe chaos leidt.
Dat levert enerzijds een boeiend portret op: van een meisje opgroeiend in de postrevolutionaire chaos en van een stad die het verleden moet verwerken. Anderzijds leidt het ook tot een geweldige hoeveelheid losse eindjes: Dragomán vertelt niet het verhaal van Emma; niet dat van haar ouders; niet de geschiedenis van haar grootouders; niet de strijd van de mannen van de staalfabriek; niet hoe Emma's klasgenote haar tweelingzus verloor; niet hoe na de revolutie dezelfde mensen in de stad aan de macht bleven als onder het communisme; niet hoe het wantrouwen onder de bevolking steeds meer toeneemt. Al die verhalen worden zijdelings geraakt, maar Dragomán wil duidelijk geen afgerond geheel bieden.
Een zwak punt binnen die hele schildering van personages en verhalen is de rol van het bovennatuurlijke. Grootmoeder blijkt over bepaalde krachten te beschikken die ze over weet te brengen aan Emma: koffiedik dat de vorm van gezichten aanneemt, meel dat als medium dient om de doden te kunnen zijn, mieren die zich voor het karretje van de goede zaak laten spannen. Die scènes vormen een scherp contrast met de voor het overige zo realistisch beschreven wereld waarin Emma zich bevindt, de functie ervan blijft onduidelijk en wat belangrijker is: ze zijn volkomen onnodig. Een (dood gewaande) grootmoeder met een duister verleden en allerlei geheimen vormt op zichzelf mysterie genoeg: daar hoeft geen zwarte magie meer bij.
Vanwege de overeenkomsten in thematiek (en simpelweg omdat alleen deze twee romans in het Nederlands vertaald werden) is het moeilijk Vuurstapel niet te vergelijken en te contrasteren met De witte koning. Die vergelijking valt niet zo gunstig uit voor Vuurstapel. Het is een boeiende roman over de moeilijke omgang met het verleden, maar het echte talent van Dragomán zit in zijn unieke stijl van vertellen, en die ontbreekt in deze roman.
>>>> Door: Jaap Faber, docent vakgroep Neerlandistiek van de Károli Gáspár Universiteit in Boedapest
> György Dragomán, Vuurstapel, Atlas Contact, Amsterdam/Antwerpen 2016, vertaald uit het Hongaars door Rebekka Hermán Mostert (Máglya, 2014).
> György Dragomán, De witte koning, Atlas, Amsterdam/Antwerpen 2008, vertaald uit het Hongaars door Rebekka Hermán Mostert (A fehér király, 2005).
Maar laten we het hebben over de inhoud. György Dragomán (1973) groeide op in de jaren tachtig in het stalinistische Roemenië, en zijn beide in het Nederlands verschenen romans getuigen daar ook van. In 2008 verscheen al zijn internationale bestseller De witte koning (origineel: A fehér király, 2005), nu dus zijn in 2014 in het Hongaars verschenen roman Vuurstapel (origineel Máglya, 2014) wederom vertaald door Rebekka Hermán Mostert, geen onbekende voor trouwe lezers van Hongarije Vandaag.
De witte koning en Vuurstapel hebben duidelijke overeenkomsten. Niet alleen de al genoemde achtergrond van een dictatuur in de jaren tachtig, maar bijvoorbeeld ook het feit dat beide romans verteld worden door jonge kinderen. In De witte koning werkt dat uitstekend: de elfjarige Dzjata vertelt zoals je geneigd bent te denken dat elfjarige jongens vertellen: bijna zonder adempauzes, schijnbaar ongestructureerd, met een perfect uitgebalanceerde combinatie tussen onzekerheid en bluf. Dat elfjarigen in werkelijkheid zo'n stijlvastheid niet hebben doet niets aan de meesterlijkheid van het boek af.
In Vuurstapel is het woord aan de dertienjarige Emma, wees sinds haar ouders een mysterieus ongeluk is overkomen, en in huis genomen door haar oma. Alles wat de verteltrant van De witte koning zo bijzonder maakte ontbreekt in deze roman helaas. Emma heeft nauwelijks een eigen stijl, mist het naïeve, het enthousiaste, het ongecontroleerde van Dzjata. Kortom: Dragomán slaagt er niet in haar een eigen stem te geven. De vertelwijze is neutraal - daar is niets mis mee, maar daarmee mist de auteur een kans om iets bijzonders aan de roman mee te geven.
De historische achtergrond van Vuurstapel wijkt lichtjes af: dezelfde Roemeense dictatuur van de jaren tachtig, maar dan net na de omwenteling, te midden van de heersende chaos die op zo'n revolutie volgt. Waar Dzjata uit De witte koning te kampen heeft met een afwezige vader die vanwege dissidentie bij het Donaukanaal te werk is gesteld, moet Emma zien om te gaan met de herinneringen aan haar grootvader: algemeen wordt aangenomen dat hij informant van de geheime politie was. De moeilijkheden die dit voor Emma met zich meebrengt vormen een van de belangrijkste verhaalelementen uit de roman.
Het verhaal van de roman zelf heeft verder weinig om het lijf. Dragomán beschrijft het leven van Emma en haar grootmoeder gedurende het jaar nadat deze haar uit het weeshuis opgehaald heeft. We zien het leven op school, er passeren wat vriendschappen en verliefdheden, en nu en dan sijpelt er iets van de historische actualiteit het verhaal binnen. Wat vooral opvalt is de excessieve hoeveelheid details waarmee allerhande voorwerpen in grootmoeders huis beschreven worden. De meest alledaagse gebruiksvoorwerpen als scheermesjes, sigarettenkokers en haalelastieken worden beschreven alsof ze stuk voor stuk in een museum thuishoren - en het effect is dan ook dat het huis van grootmoeder steeds meer de status van een museum krijgt, waarin elk voorwerp herinnert aan een vroegere gebeurtenis.
Een sterk punt van Dragomán is dat hij allerlei zaken laat passeren zonder er lang bij stil te staan, en zonder duidelijk te maken wat de lezer ervan moet vinden. Zo is het duidelijk dat Emma's grootmoeder tijdens de Tweede Wereldoorlog traumatische gebeurtenissen heeft moeten doorstaan - zo nu en dan vertelt ze daar ook iets over - maar of dat nu als verdediging of verklaring geldt voor haar huidige gedrag, daarover komen we niets te weten. Op vergelijkbare wijze wordt over vele personages in het boek wel duidelijk dat ze hun eigen verhaal hebben, hun eigen ballast meedragen, maar opgehelderd worden die ballast en dat verhaal niet. Dragomán gebruikt de literatuur niet om orde te scheppen in de chaos, maar om te laten zien dat elke poging iets van de chaos op te lossen tot nieuwe chaos leidt.
Dat levert enerzijds een boeiend portret op: van een meisje opgroeiend in de postrevolutionaire chaos en van een stad die het verleden moet verwerken. Anderzijds leidt het ook tot een geweldige hoeveelheid losse eindjes: Dragomán vertelt niet het verhaal van Emma; niet dat van haar ouders; niet de geschiedenis van haar grootouders; niet de strijd van de mannen van de staalfabriek; niet hoe Emma's klasgenote haar tweelingzus verloor; niet hoe na de revolutie dezelfde mensen in de stad aan de macht bleven als onder het communisme; niet hoe het wantrouwen onder de bevolking steeds meer toeneemt. Al die verhalen worden zijdelings geraakt, maar Dragomán wil duidelijk geen afgerond geheel bieden.
Een zwak punt binnen die hele schildering van personages en verhalen is de rol van het bovennatuurlijke. Grootmoeder blijkt over bepaalde krachten te beschikken die ze over weet te brengen aan Emma: koffiedik dat de vorm van gezichten aanneemt, meel dat als medium dient om de doden te kunnen zijn, mieren die zich voor het karretje van de goede zaak laten spannen. Die scènes vormen een scherp contrast met de voor het overige zo realistisch beschreven wereld waarin Emma zich bevindt, de functie ervan blijft onduidelijk en wat belangrijker is: ze zijn volkomen onnodig. Een (dood gewaande) grootmoeder met een duister verleden en allerlei geheimen vormt op zichzelf mysterie genoeg: daar hoeft geen zwarte magie meer bij.
Vanwege de overeenkomsten in thematiek (en simpelweg omdat alleen deze twee romans in het Nederlands vertaald werden) is het moeilijk Vuurstapel niet te vergelijken en te contrasteren met De witte koning. Die vergelijking valt niet zo gunstig uit voor Vuurstapel. Het is een boeiende roman over de moeilijke omgang met het verleden, maar het echte talent van Dragomán zit in zijn unieke stijl van vertellen, en die ontbreekt in deze roman.
>>>> Door: Jaap Faber, docent vakgroep Neerlandistiek van de Károli Gáspár Universiteit in Boedapest
> György Dragomán, Vuurstapel, Atlas Contact, Amsterdam/Antwerpen 2016, vertaald uit het Hongaars door Rebekka Hermán Mostert (Máglya, 2014).
> György Dragomán, De witte koning, Atlas, Amsterdam/Antwerpen 2008, vertaald uit het Hongaars door Rebekka Hermán Mostert (A fehér király, 2005).