Naar Tokaj, het is tijd voor Aszú
Zaterdag 7 december 2013 - Een alleraardigst autootje, door Rianne het groene kikkertje genoemd, voert ons op een dag in oktober richting Tokaj. De beloofde zomerse temperaturen blijven in de Hongaarse mist nog steken op een schamele 16 graden. Dezelfde mist die ervoor zorgt dat we kunnen genieten van de Tokaji Aszú, de beroemdste Hongaarse wijn. Maar tegen een uur of elf breekt de zon door en maakt de gedachte aan een jas plaats voor de vraag waarom ik het wollen colbert meegenomen heb.
De gaten in het parcours lijken me minder talrijk te zijn dan vorige keer, maar dat kan gewenning zijn. Rond het middaguur rijden we in Tállya zowaar in één keer het terrein van Mihály Hollókői op. De oogst van de furmint druif is in volle gang, de familie is in de wijngaard bezig en dochter Orsolya runt de rest van het bedrijf in haar eentje. Ik ben bang dat ze geen tijd heeft mijn vragen te beantwoorden gezien de hoeveelheid telefoontjes die in het voor mij onverstaanbare Hongaars worden afgehandeld. Tegen mijn verwachting in maakt ze uitgebreid tijd voor me. We praten over de beste oogstjaren sinds de eeuwwisseling en over de grote invloed van de Chinezen die nu grote hoeveelheden Tokaji opkopen. De Chinezen gunnen elkaar het licht in de ogen niet en kopen hele jaargangen op om te voorkomen dat een concurrent hetzelfde aanbiedt.
De geur van wijn komt ons tegemoet wanneer we de smalle trap tot acht meter onder de grond afdalen. Wijnvaten van 125 tot 500 liter wisselen elkaar af en de woordenstroom van Orsolya verraadt dat ze dit praatje vaker houdt. Eigenzinnige voorgangers hebben met bankbiljetten het vat gemarkeerd waarvan zij de inhoud willen kopen. Zijn zij de echte kenners, en ben ik slechts een liefhebber? Na een rondgang door de kelder komen we via het proeflokaal weer in de warme buitenlucht. Zonder tegenzin zoek ik ons appartement op met de prettige gedachte dat mij daar een Tokaji Aszú 5 Puttonyos wacht. Maar we vertrekken niet zonder de afspraak dat we de volgende dag - Gróf Degenfeld en het stadje Tokaj staan op het programma - nog een fotosessie hebben met Mihály en dat we de wijngaarden gaan bekijken.
Kikker brengt ons die dag naar Tarcal, de zon schijnt uitbundig en alleen de bladharkende dames op leeftijd bij kasteel Gróf Degenfeld herinneren ons aan de herfst. De druivenpluksters genieten van hun koffiepauze en de oogst wordt net op de lopende band gestort. Omdat het vandaag een nationale feestdag is, blijkt Eszter, onze contactpersoon, vrij te zijn. Geen nood, in Hongarije wordt zo iemand meteen gebeld. Dat ze zich moet melden, feestdag of niet. Alles is hier groter en bedrijfsmatiger. Meer hectares, meer pluksters, grotere kelders en meer distantie. Het verschil tussen adeldom en familiebedrijf. Ik voel me schuldig als Eszter, feestelijk maar gedistingeerd gekleed, ons hartelijk begroet en voorstelt om in het hotel verder te spreken. Is dit haar dagelijkse outfit of heb ik haar zo uit het feestgedruis getrokken? Als een koopman in den vreemde leg ik met wijdse armgebaren uit dat Nederlanders tijdens de crisis weinig te besteden hebben en dat een lagere prijs mij wel zou passen. We worden het snel eens. Is de handel zo slecht, of wil ze weer feestvieren? Na geworstel met nukkige computersystemen spreken we af om later die middag de wijn op te halen. We trekken verder naar Tokaj.
Daar parkeren we de auto aan de oevers van de Bodrog, vlak boven de oksel waar de Tisza met de Bodrog samenvloeit. Wat een verschil in temperatuur met mijn vorige bezoek in maart. Het is bijna te warm voor een zonmijdende Groninger. Op de Bodrog roeit een enkele toerist. We trekken het centrum in, op zoek naar beeldbepalende objecten. Daar ben je in Tokaj snel klaar mee en na bestudering van de wijnen in de winkels pakken we een terrasje onder een lommerrijke boom. Dit zijn de goede momenten van het leven. Iets later rijden we weer naar Gróf Degenfeld om de wijn op te halen, en ondanks mijn sombere gedachten of kikker de lading wel kan dragen, kwaakt die op weg naar Tállya toch vrolijk met 150 kilo in de achterbak.
Na het inladen van de wijnen bij Hollókői trekken we de wijngaard in. De 13-jarige Gergő is onze gids. Dwars door de rijen druivenstokken heensluipend komen we bij de pluksters. Ik voel de spanning van me afglijden. Hier wil ik volgend jaar weer heen. De zon die zijn warmte afgeeft aan de heuvels. De stilte, die alleen wordt onderbroken door Gergő die nooit verder dan tien meter van mij verwijderd is. De pluksters zetten een punt achter het werk en samen lopen we de heuvel af, terug naar het wijndomein.
Ruim een uur te laat komt Mihály opdraven voor de fotosessie. Met excuses, hij moest nog een partij druiven kopen bij een druiventeler verderop. Aszú druiven brengen dit jaar 2000 forint per bak op tegen 100 forint voor niet gebotryseerde druiven. Ter afsluiting proef ik nog de most van de Tokaji Esszencia (suikergehalte 823 gram per liter!) en dan maken we ons op voor de reis naar Boedapest, de tussenstop op weg naar Nederland. Tokaj, we komen snel weer terug!
>>>> Door: Henk Bol, ICT-ondernemer in Nederland en liefhebber van wijnen uit Tokaj. Hij is actief met Tokajwijn.nl